Bevroren momenten

Nico de Haan

De thermometer is al een paar dagen onder nul gedoken en ik heb mijn opvouwbare schuilhutje van zolder gehaald om weer eens lekker ouderwets te gaan vogelen. Deze keer dus niet het onrustig autovogelen, maar wegkruipen in een met riet en ruigt, goed gecamoufleerd tentje en afwachten maar. Ik weet een moerashoekje, ergens in de Flevopolder, waar bijna nooit iemand komt en verstop me daar ‘s morgens terwijl het nog donker is, om een uur of zeven. Wel dik ingepakt want ’s winters stil zitten in een tentje met de nodige kijk, lees tochtgaten, betekent kou lijden en als dat te heftig wordt gaat dat ten koste van het genieten.
Langzaam wordt het licht en ik kijk uit op een half bevroren plasje met langs de rand oud bruingeel rietland. Gelukkig komt er een waterig winterzonnetje op en stijgt de temperatuur een paar graden. Het is windstil, dus ideaal winters vogelkijkweer.

Kattenvoer

Geluk dwing je af dus en klein beetje sturing, om te voorkomen dat je de hele ochtend niemand ziet langskomen, is wel handig. De dagen voorafgaand heb ik een paar blikjes vlees (kattenvoer) langs de rietrand gestrooid. Ik kwam ooit op dat idee omdat ik hoorde dat tijdens een strenge winter, een waterral via het gootgat een stal binnen sloop om daar de kattenbak dagelijks leeg te eten. Waterrallen eten ook aas en kunnen heel goed ruiken! Ze zijn nogal schuw en horen of zien ons meestal lang voordat wij hen hebben opgemerkt. Deze vogels zijn zeker geen lieverdjes. Ooit zag ik een waterral een nietsvermoedende spreeuw grijpen en doodpikken.
Mijn lokvoer heeft zijn werk gedaan en ik houd mijn adem in. Op nog geen drie meter van mijn schuilplek sluipt mijn eerste waterral tussen de rietstengels door. Hij heeft het formaat van een mini-kipje, niet veel groter dan een merel, met een tamelijke grote roodzwarte, gebogen snavel. Zijn rug heeft warmbruine kleuren en aan de zijkant een zwart-wit geaderde flank. Kort daarna duikt een tweede exemplaar op en trekt even een korte spurt langs de oever, op typische rallenmanier en staat daarna een poosje doodstil voor zich uit te kijken.

Hangsnorren

Naast me hoor ik een helder en metaalachtig ‘ping-ping-ping’ geluid en ik gluur door het rechter kijkgat. Vogels kijken doe je niet alleen met je ogen, maar ook heel vaak met je oren. Het baardmannetje is één van de vogelsoorten die ik altijd eerst hoor en pas daarna zie. Op nog geen meter afstand hangt een hele troep baardmannetjes in de rietpluimen en wat zijn ze mooi! Vergeten zijn de steenkoude tenen en vingers en ik geniet van de capriolen die deze trapezewerkers uitvoeren! Een baardmannetje zie je ook nooit alleen. Ze leven het hele jaar door in een grote familie en broeden ook in een los kolonieverband,
Nu we ze dichtbij in beeld hebben, kunnen we ze ook wat beter bekijken. Baardmannetjes eten vooral de zaden van de rietpluimen en die zitten boven aan de rietstengel, dus dat komt goed uit! Prachtige oker gekleurde ‘buitelaartjes’ zijn het die vaak op een meesachtige manier aan de rietstengels hangen, vandaar de andere naam: baardmees. Zeer opvallend is de lange staart die voortdurend in beweging is en af en toe wordt gespreid of omhoog wordt gedraaid.
De mannetjes zijn het mooist. Links en rechts een prachtige zwarte ‘baard’ die eigenlijk geen baard is, maar die het midden houdt tussen een bakkebaard en een hangsnor!

Gel in je kruin

Pimpelmees, lijnets, Marian Vergouwen

Terwijl ik dit allemaal overdenk is de baardmanclub al lang weer weggetrokken. In dezelfde ruitpluim hangt nu plotseling een pimpelmees, de enige mees die je ’s winters vaak in het rietland tegenkomt. De prachtige pimpelpaarse pet glimt in het zonnetje. Een glanzende paarse pet schijnt heel belangrijk te zijn voor de pimpelmeesmannen, want ervaren vrouwtjes letten daarop en geven de voorkeur aan zo’n paarse ‘gelpet’.
Omdat de pimpelmezen bijna niets wegen kunnen ze gemakkelijk de luizen van de uiterste puntjes van een rietstengel plukken. Een koolmees is daar veel te zwaar voor en die kom je in het rietland dan ook veel minder vaak tegen.

Mooie mannen

In het wak strijken drie nonnetjes neer, twee mannen en een vrouw. Ik val bij de nonnetjes vooral op de broeders, de mannetjes dus. Het zijn ware kunstwerkjes en het zwart en wit is sierlijk en op een Escherachtige manier over het lichaam verdeelt. Heel even duiken ze tegelijk onder, op jacht naar verse vis. Nonnetjes zijn echte teamspelers en op het IJsselmeer kun je soms grote groepen van tientallen vogels samen in een cordon zien jagen. De vis in mijn wak schijnt afwezig te zijn, want na een kort aanloopje over het water vertrekken ze alweer.

Roerdomp op jacht

Roerdomp, aquarel, Hans J. Geuze

Als ik me, half bevroren uit mijn hutje wil wringen, stapt plotseling een grote okerkleurige en donker gestreepte vogel uit de rietkraag. De grote groene poten grijpen bedachtzaam vooruit en zo sluipt de vogel, als in een vertraagde film, mijn kant op. Ik beweeg me niet en gluur zo voorzichtig mogelijk, met mijn oog niet te dicht bij het kijkgat, naar buiten. Wat een dikkerd, zo’n roerdomp op zijn gemak. Bij alarm schieten ze in letterlijk in de paalstand en blijft er niet veel meer van over dan een meterlange dunne rietbos! Mijn roerdomp gaat aan de rand van het wak staan en steekt zijn snavel half in het water en wacht af. Die typische jachthouding heb ik wel vaker gezien. Het lijkt me heel onhandig, maar schijnt visjes nieuwsgierig te maken en dat overleven ze vervolgens niet!
Twee visjes en een half uur later sluipt de roerdomp weer even geheimzinnig en op zijn kameleonachtige manier weg als hij gekomen is. Ik rol verstijft mijn hut uit, maar geniet nog dagen na van al die bevroren momenten in het moeras!

Pin It on Pinterest

Share This